Bian (El B) en Aldo (El Aldeano) vormen het populaire Cubaanse underground rapduo Los Aldeanos (‘the villagers’), dat het regime uitdaagt door de misstanden in hun land met stevige taal aan de kaak te stellen. Liftend trekken ze door het land, voor omstreden optredens waar steevast voortijdig de plug uitgaat. Hun zelfgebrande cd’s gaan grif van hand tot hand. De risico’s die ze lopen worden duidelijk als twee jongens in de gevangenis belanden voor het luisteren naar hun muziek.
De rapmuziek van Los Aldeanos vormt het kloppend hart van de film, die volledig undercover werd gedraaid in de steden Havana en Holguín en elders onderweg in Cuba. Dynamische beelden van de straatcultuur in de hoofdstad met streetdance en basketbal worden afgewisseld met die van het familieleven van de rappers en hun optredens. Ontluisterend is een bezoek aan een sloppenwijk waar totale armoede en wanhoop heersen.
Uit interviews met familieleden spreekt de angst die leeft. Intimidatiepraktijken blijken uit beelden van politieoptredens en een op straat opduikend lid van de staatsveiligheidsdienst. Wat beklijft is de strijdbaarheid, levenslust en moed van de rappers die vechten voor een betere toekomst. De revolutie van 1959, waar de film mee begint, wordt door Los Aldeanos doodverklaard; het is tijd voor een nieuwe.